Frietkraam, frietkar, frietkot,...
Belgen hebben verschillende manieren om hun frietkot te benoemen. Vlamingen gebruiken ‘frituur’, ‘frietkraam’, ‘frietkar’ en ‘frietkot’. In Wallonië zegt men afwisselend ‘friture’, ‘barraque à frites’ en ‘friterie’ maar ook ‘fritkot’ is gebruikelijk en dus wel een belgicisme bij uitstek. In Duitstalig België hebben ze het dan weer over Frittenbude oder Pommesbude. Frietkoten worden meestal vernoemd naar hun uitbaters, zoals ‘Frituur Jean’, ‘Dikke Willy’ of ‘Chez Roger et Liliane’. Een andere groep namen geeft louter de standplaats aan: ‘De Brug’, ‘De Tramhalt’, ‘Halfweg’ of ‘De Bosrand’ en uiteraard zijn er de vanzelfsprekende verwijzingen naar het product of de beleving van het frietgebeuren zoals ‘Het Smullertje’, ‘De Puntzak’ of ‘De Dikke Friet’.
Na de Eerste Wereldoorlog was het buitenstaand frietkot volledig ingeburgerd in onze steden en gemeenten. Vooral tussen de jaren 1950 en 1980 beleefden de frietkoten hun hoogtepunt. Vanaf de jaren 1980 verminderde het aantal frituren op marktpleinen, in de buurt van kerken en stations door nieuwe wetten van ruimtelijke ordening. Algemeen wordt (werd…?) het frietkot vaak gezien als een vloek in het stadsbeeld die zijn hele omgeving ontsiert, vooral dan op mooie pleinen en in de buurt van historische gebouwen. Frietkoten nestelen zich immers bij voorkeur aan de voet van een monument of een pleintje, of tegen een station, gemeentehuis of kerk. Het is dan ook geen toeval dat het vooral de losstaande barakken waren die verdwenen. Steeds meer frituristen verhuisden naar een vast pand. In Vlaamse steden als Leuven, Eeklo en Dendermonde kalfde het aantal frietkoten de laatste jaren snel af. In Gent en Brussel gebeurde dat minder en in Wallonië blijft het aantal vrij constant.
Al onze frietkoten zijn op dezelfde manier van elkaar verschillend en ook als -of net omdat- er geen lijn in te trekken valt, stuk voor stuk zo herkenbaar ‘Belgisch’. Frietkotkenner Paul Ilegems ontwierp een typologie van de meeste voorkomende ‘frietkotypes’: van kermis- en portiekfrituur, over frietkar, frietwagen, het caravantype, de busfrituur, de frietbarak, de chalet, de frietannex en de huisfrituur tot villafrituur, frietsalon en designfrituur.
Het frietkot, met als meest typische voorkomen de frietbarak, kan gelden als een symbolische uiting van onze typische ruimtelijke (wan)ordening, als een afspiegeling van de Belgische ziel. Ons land met zijn onwaarschijnlijk chaotisch verstedelijkt landschap werd vaak beschimpt als ‘het lelijkste land ter wereld’ (Renaat Braem). Een land zonder ruimtelijke ordening, zo lijkt het wel. In vergelijking met bijvoorbeeld Nederland, staan hier woningen, winkels en bedrijven zo maar losjes door elkaar.
Paul Ilegems zegt dan ook:
“Knutselpaleizen en danscafés, fermettes en sprookjesvilla’s, bodega’s en bordelen wisselen mekaar af, waarbij hier en daar nog een frietkot het decor komt voltooien. Te midden van dit alles is dit het kleinste, maar ook het meest typerende element. Het kan er zich perfect op zijn gemak voelen, en waar het ook verschijnt, nooit valt het uit de toon. Het land is overal even frietkotachtig, en lijkt haast speciaal voor het frietkot te zijn ontworpen.”
In sommige steden worden nu terug nieuwe frietkoten gepland, vaak op vraag van de overheid en ontworpen door architecten al blijft de afwezigheid van enige planning net één van dé kenmerken van ‘de frietkotcultuur’. Het frietkot wordt daarom wel eens de spiegel van het Belgische volk genoemd. Maar er is meer, de hele frietkotcultuur, de hele beleving die er rond hangt, maakt immers onlosmakelijk deel van ons immaterieel cultureel erfgoed. Dat er de laatste jaren steeds meer frituristen opduiken met Turkse, Marokkaanse en Chinese roots, is daarbij het duidelijkste bewijs van integratie par excellence.
De stad Antwerpen speelde een belangrijke pioniersrol in de bescherming van de frietkoten en de bijhorende immateriële cultuur. De frietkotcultuur werd er in een officieel College-besluit erkend voor haar verdiensten inzake veiligheidsgevoel en culturele uitstraling. Antwerpen beschermt de bestaande buitenstaande frietkoten niet alleen, het stadsbestuur wil de frietkoten ook opnieuw integreren in het straatbeeld. Ook Eeklo is een hoopgevend voorbeeld. In 2006 heeft de werkgroep Monumenten en Landschappen er de buitenstaande frituren gekozen als thema voor de Open Monumentendag. Brusselicious, 2012 als het jaar van de gastronomie in Brussel, wijdde een hele maand aan de friet. Vandaag zijn we ons meer en meer bewust van het belang van het behoud van de frietkoten en het borgen van de bijhorende frietkotcultuur waar smaakbeleving en ‘gewoon’ genieten centraal staan.
rolex replica watches Audemars Piguet Replica Watches www.topapwatch.com|Car Wraps
vzw Navefri - Unafri asbl
Schillekensberg 21 3460 Bekkevoort
info@navefri-unafri.be
Gebruik het invulformulier